De Hadj is een prachtig ritueel. De moslims hebben aan de oproep van hun Heer gehoorzaamd en de Soennah van hun profeet Mohammed v.z.m.h. nagevolgd, waardoor zij naar de beloning en vergeving van Allah, de Almachtige streven. De hadji ervaart de verbondenheid met de hele wereld. De hadji trekt zijn geliefde kleding uit, wikkelt zich in twee doeken, blootshoofds. In tranen van berouw knielt hij voor zijn Schepper en verlangt naar de genade van zijn Heer. Hij treedt in volledig toewijding aan Allah s.w.t. om de hadj rituelen te kunnen verrichten. Zodra de hadji de miqaat bereikt, verandert zijn uiterlijk, want de aspecten van luxe en uiterlijke verschillen worden verwijderd. De hadji trekt zijn kleding uit en wikkelt zich in een ridaa’ en een izaar. Er is één kleur voor alle hadji’s. Er is geen onderscheid tussen arm en rijk, tussen sterke en zwakke en tussen lagere en hogere sociale klasse. Iedereen is gelijkwaardig. Als de hadji de miqaat bereikt, dan dienen de mannen hun kleding uit te trekken en een ridaa’ en een izaar aan te nemen. Voor vrouwen is geen speciale kleding; zij kunnen hun gewone kleding blijven dragen. Daarnaast mogen zij geen gezichtssluier of handschoenen dragen. Vervolgens zegt de hadji labbayka omrah als hij de intentie heeft voor tamatto’, of zegt hij labbayka hadjen als hij de intentie heeft voor ifraad, of zegt hij labbayka omrah en hadjen als hij de intentie heeft voor qiraan. Vervolgens begint men talbiyyah te zeggen: «Labbayka allahoemma labbayk, labbayka laa sharieka laka labbayk, inna l-hamda wa n-ni’mata laka wa l-moelk, laa sharieka lak» Moslim. Bij de eerste aanblik op de gezegende ka’ba zegt de hadji: « O Allah, verhoog dit Huis in Eerbied, bewondering, respect en Aanzien. Voor degene die dit Huis Eerbiedigt en bewondert door ernaartoe te komen voor de Hadj of omrah, vermeerder zijn Eerbied, bewondering en vroomheid» Al-bayhaqie. Wanneer de hadji de heilige moskee binnentreedt verricht hij de tawaaf: zeven keer rond de ka’bah lopen. De zwarte steen is het startpunt van de tawaaf. Het is voldoende dat men met zijn hand ernaar wijst en zegt: «Bismi Allah wa Allaho Akbar, Allahoemma iemaanen bika wa tasdieqen bikitaabik, wat-tibaa’en li-sonnati Nabiyyika v.z.m.h.» Al-bayhaqi. Het is aangeraden ook de volgende do‘aa’ te zeggen: « O Allah maak van deze hadj een gezegende hadj, vergeef de zonden en en maak een dankbare sa‘y. «O Allah vergeef en schenk genade, vergeef wat u weet, want U bent de Almachtige, de Nobele». Wanneer de hadji langs de rokn (hoek) al-yamaani komt, dan zegt hij tot en met de hoek van zwarte steen: « Rabbanaa aatiena fie d-doenya h’asanatan wa fiel aakhieratie h’asanatan wa qiena ‘adaaba n-naar». Vervolgens begint men een nieuwe ronde en herhaalt de boven genoemde thikr tijdens de rest van de ronden.
Het Safa en Marwah ritueel
Na de tawaaf bidt men indien mogelijk twee raka‘aat achter de Maqaam van Ibrahim; dit mag ook op een andere plaats in de heilige moskee. Volgens de Soennah dient de hadji boosheid, beledigingen en drukte te vermijden. De hadji dient behulpzaam te zijn en mededogen te hebben voor anderen. Nadat de hadji de tawaaf heeft verricht, gaat hij naar de Safa. Hij dient het voorbeeld van sayyidonaa Rassoelol-lahi te volgen. Jabir ibn Abdil-lahi zei:« de profeet v.z.m.h. ging naar de Safa; toen hij de Safa naderde, citeerde hij: «Voorwaar, de Safa en Marwah behoren tot Allah’s gewijde rituelen. Wie dan de Hadj of de Oemrah verricht naar het Huis (de Ka’bah): het is geen zonde als hij om beide (Safa en Marwah) heen loopt. En wie vrijwillig goede daden verricht: voorwaar, Allah is Waarderend en Alwetend » 2/158. Vervolgens zei de profeet: We beginnen waar Allah ook mee begonnen is, namelijk met de Safa». De profeet v.z.m.h. beklom de berg Safa totdat hij de Ka’ba zag. Vervolgens zei hij: «Allahoe akbar Allahoe akbar Allahoe akbar. Laa ilaaha illallaaho wahdaho laa sharieka lah, lahol-molkoe wa lahol-hamd, yohyie wa yomiet, wa howa ‘alaa kolli shei‘in qadier. Laa ilaaha illal-laaho wahdah, laasharika lah, anjaza wa‘daho, wa nasara ‘abdah, wa hazama al ahzaab wahdah» ibn Mejeh. Vervolgens loopt de hadji onder het uitspreken van smeekbeden van de Safa naar de Marwah. Op de berg Marwah doet hetzelfde als hij op de Safa heeft gedaan. Als de Hadji zeven keer tussen de Safa en de Marwah heen en weer heeft gelopen en zijn haar geschoren of geknipt is, dan heeft hij zijn omrah voltooid. De vrouwen kinppen een stukje van hun haar af ter grootte van een vingertop. Na dit te hebben gedaan, is alles wat verboden was tijdens al-ihraam weer toegestaan. Voor degene die in de staat van tamatto‘ is, op de achtste thoe al-hidjjah, in de ochtend, reinigt de hadji zijn lichaam, knipt zijn haren en nagels, verricht de wassing en bidt twee raka‘aaht. Vervolgens zegt hij: labbayka hadjan. De pelgrims begeven zich massaal, ongeacht hun status van ihraam; tamato‘ of ifraad of qiraan, naar Mina. In Mina verricht de Hadji de salaat dhohr, asr, maghreb, isha en de sobh.
Naar de berg Arafah
Op de negende dhoe al-hidjjah, na zonsopgang begeven de bedevaartgangers zich in alle rust en stilte naar Arafah. Zij spreken de talbiyya uit: «Labbayka allahoemma labbayk, labbayka laa sharieka laka labbayk, inna l-hamda wa n-ni’mata laka wa l-moelk, laa sharieka lak». Het verblijf in Arafah behoort na de intentie (ihraam) tot het tweede fundament van de hadj. De bedevaartgangers verblijven in Arafah tot zonsondergang; in staande of zittende houding wordt veel thikr en do‘aa’ gedaan en uit de Koran gelezen. Zij verrichten in Arafah naar het voorbeeld van sayyidoena Rassoeli-llah v.z.m.h. de salaat dhohr en asr, samen en verkort. Na zonsondergang begeven de bedevaartgangers zich naar al-Mozdalifah (al-Mash‘ar al-haraam). Bij aankomst in al-Mozdalifah wordt de salaat al-Maghreb en Isha samen gebeden en de Isha wordt verkort. Het is aangeraden om de rest van de nacht in al-Mozdalifah door te brengen en de salaat as-sobh daar te verrichten. Vervolgens verzamelt de hadji zeven steentjes en vertrekt richting al-djamaraat om de grote al-djamarah met zeven steentjes achter elkaar te werpen. Bij elke steentjesworp wordt Allaho Akbar uitgesproken. Degenen die in staat van Tamatto‘ en qiraan zijn, dienen hun offer te slachten. Vervolgens dient de hadji zijn haar te laten scheren of te knippen. De vrouwen knippen een stukje van hun haar af ter grootte van een vingertop. Vervolgens begeeft de hadji zich naar Mekka om de tawaaf al-Ifaada te verrichten. De tawaaf al-ifaadha behoort tot het derde fundament van de hadj. Na de tawaaf bidt men twee raka‘aat bij Maqaam Ibrahim, richt zich met do‘aa‘ tot Allah en drinkt uit water uit de bron zamzam. Degene die in staat van Tamatto‘ is, moet zeven keer (sa‘y) tussen de Safa en de Marwah heen en weer lopen. Zowel bij de tawaaf als de sa‘y gelden dezelfde smeekbeden en handelingen als bij de omrah. Degenen die in staat zijn van qiraan of ifraad, dienen Sa‘y te doen, als ze die nog niet hadden gedaan tijdens de tawaaf al-qodoem (aankomst Tawaaf). De Sa‘y behoort tot het vierde fundament van de Hadj. Na dit te hebben gedaan, is alles wat verboden was tijdens al-ihraam weer toegestaan. Voor zonsondergang gaat men naar het voorbeeld van sayyidoena Rassoeli-llah v.z.m.h. terug naar Mina om daar te overnachten. Op de tweede, derde en op de vierde dag van het offerfeest gaat men na de middag naar al-djamaraat om de kleine, de middelste en de grote djamrah met steentjes te gooien. Men begint bij de kleine, dan de middelste en daarna de grootste; naar elk wordt met zeven steentjes geworpen. Bij elke steentjesworp wordt Allaho Akbar uitgesproken. Na het werpen van de kleine djamrah wendt men zich af en zoekt een veilig plek, gaat dan in de richting de Ka’ba staan en verheft zijn handen om de do‘aa’ (smeekbede) te doen. Men doet hetzelfde na het werpen van de middelste en de grootste djamrah. Vanaf de derde dag van de offerfeest kan men naar Mekka vertrekken of blijven tot de vierde dag.
Photo by ibrahim uz