Allah s.w.t. heeft sayyidoena rassoeloe Allahi v.z.m.h. gezonden als genade voor de wereld. Hij is ook als voorbeeld gezonden voor de hele mensheid, zowel in zijn relatie tot de schepper als tot mensen van verschillende rassen, kleuren en religies. De profeet v.z.m.h. had een makkelijk karakter, voortreffelijk eigenschappen en een prijzenwaardig gedrag. In de persoonlijkheid van de profeet Mohammed v.z.m.h. verzamelde zich de edele moraal. Hij beschikte over evenwicht en gematigdheid. koos bij voorkeur voor de makkelijke en lichte weg. De moeder van al-moe’miniem Aisha omschreef de profeet v.z.m.h. als volgt: zij zei: «Als de profeet (vrede zij met hem) tussen twee zaken moest kiezen, dan koos hij de gemakkelijkste van de twee zolang dit geen zonde was. Maar als het een zonde was, dan was hij een van de mensen die het verst van wegblijft » Moslim. De profeet v.z.m.h. was niet onvriendelijk zodat mensen van hem wegliepen, maar ook geen grappenmaker zodat zijn waardigheid verminderd werd. Ibn al-Qayyim beschreef de emotie van de profeet v.z.m.h. als volg: “hij huilde soms uit genade voor de doden, soms uit mededogen voor zijn oemma (natie), soms uit vrees voor Allah en soms als hij naar de Koran luisterde”. Ibn Mas’oed zei: «De profeet v.z.m.h. zei tegen mij, reciteer de Koran voor mij. Ik zei: moet ik voor u reciteren terwijl hij op uw is nedergedaald? De Profeet zei: Ik hoor de recitatie graag van iemand anders dan van mijzelf, ik reciteerde Soerah An-nissaa tot ik bij de volgende vers kwam: ﴾Hoe zal het dan zijn wanneer Wij uit elke gemeenschap een getuige laten komen en Wij jou als getuige tegen dezen hier laten komen?﴿ 4/41. Zei hij: het is nu genoeg. Ik wendde mij tot hem, daarbij zag ik tranen in zijn ogen komen» Bochari. Toen Ibrahim de zoon van profeet stierf, kwamen tranen uit genade tranen in de ogen van de profeet. Anas ibn Malik zei: « we gingen samen met de profeet v.z.m.h. bij Abie sayf al-qayni naar binnen. De Profeet v.z.m.h. hield Ibrahim in zijn armen, kuste en snuffelde hem. Ibrahim lag op sterven. De tranen kwamen in de ogen van de profeet v.z.m.h. Abder-rahmaan ibn ‘Aouf moge Allah tevreden met hem zijn zei: u ook yaa Rassoeloe Allah! De profeet v.z.m.h. zei: O Ibn ‘Aouf! dat is barmhartigheid. Tranen kwamen nog een keer in de ogen van profeet v.z.m.h. vervolgens zei hij: de ogen huilen en het hart is bedroefd, maar we zeggen alleen wat onze Heer behaagt. O Ibrahim, jouw afscheid doet ons verdriet» Bochari. En wanneer de metgezellen van de profeet v.z.m.h. lachten, dan lachte hij ook mee. Dit evenwicht in de persoonlijkheid van de profeet v.z.m.h. maakte hem tot een goede vader, een vriendelijke echtgenoot, een betrouwbare leider, een rechtvaardige rechter, een oprechte raadgever, een wijze moefti, een oprechte meester, een oprechte devoot en een vrome asceet. De profeet v.z.m.h. verkondigde de islam door middel van onweerlegbare en overtuigende argumenten, op een wijze die grote invloed heeft op mensen zodanig dat zij met zichzelf en met anderen in harmonie komen. Allah s.w.t. openbaarde aan zijn profeet Mohammed v.z.m.h. dat het islamitische geloof op overtuiging en keuze wordt gebaseerd, en niet op basis van macht en dwang. Allah s.w.t. zegt: ﴾En als jouw Hier het had gewild, hadden wie er op de aarde zijn allen geloofd. Of kun jij de mensen dwingen gelovigen te woorden﴿ 10/99.
Waarborgen van persoonlijke & publieke vrijheden
Sayyidoena Mohammed v.z.m.h. heeft principes ingesteld om zowel de persoonlijke als de publieke vrijheden te waarborgen. Hij heeft ook regels en wetten gemaakt die de menselijke waardigheid beschermen. Allah s.w.t. heeft in dit opzicht Koranverzen geopenbaard om daarmee de heiligheid van het menselijk leven te bevestigen. De Koran benadrukt het beschermen van de bezittingen, het verstand, de eer, de nakomelingen en de reputaties van mensen. Allah s.w.t. heeft de mensen een hoge status gegeven. Allah de Almachtige zegt: ﴾Wij hebben de kinderen van Adam geëerd en Wij hebben hen duidelijk verkozen boven velen van hen die Wij geschapen hebben﴿ 17/70. De profeet v.z.m.h. heeft niet alleen de mensen de vrijheid gegeven om zelf te kiezen om eigen godsdienst aan te hangen of tot de islam toe te treden, maar hij heeft hen ook de ruimte gelaten voor de mogelijkheid om hun religieuze rituelen te belijden en hun sociale leven volgens hun gewoonten te organiseren. ﴾En zeg: de waarheid komt van jouw Heer vandaan. Wie het wil, die moet dan geloven en het wil, die moet maar ongelovig zijn ﴿ 18/29. Hij verbood de moslims om de kerken of de synagogen of andere gebedsruimten te vernielen of in te nemen. De edele Koran beschouwt een aanval op de menselijke waardigheid als een misdaad tegen de menselijkheid; ongeacht ras, kleur en religie. Allah s.w.t. zegt: ﴾Derhalve hebben, Wij aan de Israëlieten voorgeschreven dat wie iemand doodt, anders dan voor doodslag of wezens verderf zaaien op de aarde, is alsof hij de mensen gezamenlijk heeft gedood en dat wie iemand laat leven is alsof hij de mensen gezamenlijk heeft laten leven. Onze gezanten zijn tot hen met duidelijke bewijzen gekomen, maar velen van hen waren daarna op de aarde toch onmatig﴿ 5/32. Mensen zijn alleen gelijk in het recht op leven, het recht op veiligheid en het recht op vrede. Moslim en niet moslim, vrouwen en mannen zijn gelijk in het recht op godsdienstvrijheid, politieke vrijheid en sociale zekerheid. De islam erkent het aspect van menselijke waardigheid, zowel voor de levenden als voor de gestorvenen. Onze profeet Mohammed v.z.m.h. heeft op deze humanitaire begrippen gewezen, zowel in zijn woorden als in zijn gedrag. Hij heeft zijn metgezellen en de moslims onderwezen om respect voor de mens te tonen, zowel voor de levenden als voor de gestorvenen. In deze context zei de profeet v.z.m.h. het volgende: «Wanneer u een begrafenisstoet ziet, sta op tot deze u gepasseerd heeft of wordt neergezet » Moslim. Misschien zullen sommige deze Hadith als volgt interpreteren: namelijk dat het opstaan alleen een begrafenisstoet van een moslim betreft en niet iedere begrafenisstoet. Om deze ambivalentie te belichten, noem ik de volgende hadith die duidelijk maakt dat het opstaan die in vorige Hadith werd genoemd, voor iedere begrafenisstoet is die langs ons komt. «Qays ibn Sa’d en Sahl ibn Honayf waren in Al-Qadissiya toen een begrafenisstoet langs hen liep, toen stonden ze op. Er werd gezegd dat het van deze plaats is. Zij zeiden: de profeet ging opstaan toen een begrafenisstoet hem passeerde. Er werd toen gezegd dat de overledene een jood was. De profeet v.z.m.h. zei: Alaysat safsen (was het dan geen levende ziel)» Moslim. De profeet bezocht de zieken, zowel moslims als niet moslims. Anas zei: « De profeet bezocht een jonge jood die ziek werd. Hij ging aan zijn hoofd zitten en vroeg hem om moslim te worden. De jongeman keek zijn vader aan. De vader zei: “gehoorzaam Aba Al Qasim. Hij bekeerde zich tot de Islam. De profeet stond op en zei: “Alhamdoe Lillah (Alle lof aan Allah) die hem door mij uit het hellevuur heeft gered» Aboe Daoud.
Het is van essentieel belang dat mensen samenleven. Deze samenhorigheid wordt vereist door het belang van het leven en noodzakelijkheid van het bestaan. Ter wille van het belang van de samenleving van Medina is het eerste wat de profeet v.z.m.h. heeft gedaan; de broederschap tussen al-moehajirien (immigranten uit Mekka) en al-ansar (bewoners van Medina) tot stand brengen. Broederschap die haat op grond van huidkleur, ras of afkomst wegneemt. De profeet v.z.m.h. streefde er naar om de betekenis van liefde en samenhorigheid onder de leden van de samenleving van Al-Madina te brengen. Om deze mensen te bemoedigen zei hij: «Allah de verhevene zegt op de Dag des Oordeels: Waar zijn degenen die omwille van Mijn Glorie van elkaar hielden? Vandaag geef Ik hen schaduw, op de dag waarop er geen schaduw is dan Mijn schaduw» Moslim. De samenhorigheid tussen de moslims in Al-Madina heeft in grote mate bijgedragen aan het verminderen van het gevoel van eenzaamheid en heimwee van migranten in Al-Madina. De persoonlijkheid van de profeet Mohammed v.z.m.h. wordt gekenmerkt door rechtvaardigheid en eerlijkheid ten opzichte van alle mensen. De Koran heeft de profeet v.z.m.h. bevolen om rechtvaardig over de mensen te oordelen en hiernaar te handelen. Allah s.w.t. zegt in context waar hij over joden in Medina sprak: ﴾en als jij oordeelt, oordeel dan tussen hen met rechtvaardigheid. Allah bemint hen die rechtvaardig handelen ﴿ 21/107. De Koran beschreef sayyidoena rassoeloe Allahi Mohammed v.z.m.h. als volgt: ﴾En Wij hebben jou slechts als barmhartigheid voor de wereldbewoners gezonden﴿ 22/107. In de volgende Hadith moedigt hij v.z.m.h. ons aan om zachtmoedig voor elkaar te zijn. Hij zei: «Allah zal niet genadig zijn voor degenen die niet genadig voor mensen zijn» Bochari. Door middel van woord en daad bevestigde hij v.z.m.h. dat de islam een religie van harmonie en mededogen is. Hij heeft in Medina samen zowel met Joden als Christenen in vrede geleefd. De profeet v.z.m.h. sloot met hen een verdrag waarin de vrijheid van levensovertuiging wordt gewaarborgd. In het convenant van Medina heeft de profeet v.z.m.h. de volgende tekst opgenomen: «en christenen van nadjran en hun volgelingen hebben bescherming van de Almachtige Allah en van zijn gezant Mohammed v.z.m.h. wat betreft hun leven, geld, land, bezittingen; dit geldt voor de afwezigen, aanwezigen en hun volgelingen. Er wordt niets aan hun gewoonten, hun rechten en religie veranderd. Hij zal ook niemand van de bisschoppen of priesters hun bevoegdheden ontnemen» Tabaqaat alkobra ibn Sa’d. In het convenant van Medina wordt ook vastgelegd dat Joden het recht hebben om hun eigen geloof te behouden. De profeet schreef daarin het volgende: « Joden hebben hun religie en moslims hebben hun religie en hun vertrouwelingen ». Dit is de persoonlijkheid van onze profeet v.z.m.h. die we als voorbeeld dienen te nemen: in zijn bescheidenheid en eerlijkheid,in zijn vergeving en mededogen, in zijn vriendelijkheid en zachtmoedigheid en als voorbeeld in zijn toewijding en verbondenheid met Allah s.w.t. Allah de Almachtige zegt: ﴾Jullie hebben in Allah’s gezant een goed voorbeeld voor wie op Allah en de laatste dag hopen en Allah veel gedenken﴿ 33/21.